weblog

weblog

zondag 6 januari 2013

Donkere kamer van Damokles.

                   Willem Frederik Hermans is geboren in Amsterdam op 1 september 1921 en overleden in Utrecht op 27 april 1995. Hij was een Nederlandse fysisch geograaf (= iemand die verschijnselen aan het aardoppervlak bestudeert) die vooral bekend is geworden als schrijver. Hermans werd erg achter gesteld door zijn vader. Hij heeft zijn zus en neef (met wie zijn zus een geheime relatie had) verloren aan zelfmoord bij de inval van de Duitsers in mei 1940. Deze traumatische ervaring en zijn gevoel van achterstelling zijn waarschijnlijk van grote invloed geweest op de ontwikkeling van zijn schrijverschap.

Hermans ging na het gymnasium fysische geografie studeren aan de universiteit van Amsterdam. In 1973 verliet hij Nederland en verhuisde hij naar Parijs. Hij schreef behalve romans en verhalen ook gedichten, toneelstukken en essays. Hij vertaalde onder andere werk van Wittgenstein. Verder was hij in 1946 – 1948 redacteur van Criterium (een Nederlands letterkundig maandblad) en in 1950 en 1963 – 1964 van Podium (ook een Nederlands literair tijdschrift).

Hermans weigerde in 1972 de P.C. Hooftprijs (= een van de belangrijkste literatuur prijzen van het Nederlands taalgebied). Hermans had deze prijs niet in ontvangst genomen, omdat hem bij vergissing een te hoog prijzengeld was toegezegd. Maar hij weigerde niet alle prijzen die hij won; in 1977 nam hij de Prijs der Nederlandse Letteren (= een van de belangrijkste literaire prijzen in Vlaanderen en Nederland) in ontvangst.

Willem Frederik Hermans publiceerde kort na de Tweede Wereldoorlog poëzie (zoals Horror coeli, 1946) en verhalen (zoals Moedwil en misverstand, 1948), werk waarin aandacht voor ondoordachte aspecten en voor de nachtzijde van het bestaan blijkt te zijn. De roman De tranen der acacia’s (1949) beschrijft de identiteitscrisis van een tijdens de Tweede Wereldoorlog opgroeiende jongen. “Noch in het politieke, noch in het psychologische vlak slaagt deze erin een weg te vinden in de ondoorzichtigheid van de werkelijkheid.” Zoals de site van Hermans het boek omschrijft. De roman schokte de lezers door zijn sarcasme, maar de hoofdpersoon Arthur Muttah was voor velen de persoonsverbeelding van een naoorlogs levensgevoel. Ook in de roman Ik heb altijd gelijk (1952) is de verbinding tussen politiek en een psychologisch plan terug te vinden.

Nationale erkenning voor Hermans bracht de roman De donkere kamer van Damokles (1958), waarin de hoofdpersoon Henri Osewoudt door Dorbeck, die qua uiterlijk heel er veel op Osewoudt lijkt, maar qua innerlijk zijn tegen pool is, in het verzet tegen de Duitse bezetter wordt betrokken. Osewoudt voert blindelings de opdrachten van Dorbeck uit, menend een identiteit gekregen te hebben. Maar hij kan na de oorlog, als Dorbeck onvindbaar blijkt, zijn daden niet bewijzen. Is Osewoudt een verzetsheld of verrader, slachtoffer of psychopaat? Bewijzen ontbreken, feiten kunnen op verschillende wijzen opgevat worden en ook de lezer kan niets bewijzen. Men kan de roman tegelijkertijd lezen als een spannend oorlogsverhaal, als een psychologisch verhaal (over het identiteitsprobleem) en als een filosofisch verhaal (dat de onkenbaarheid van de mens en zijn geschiedenis tot thema heeft).

Hermans wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste Nederlandstalige schrijver van de twintigste eeuw. Al zijn werk is van een onovertroffen veelzijdigheid. Het geeft nog steeds aanleiding tot discussies. Hermans wordt met Gerard Reve en Harry Mulisch gerekend tot De Grote Drie, de drie belangrijkste naoorlogse Nederlandse auteurs.
2.                     
               
        
  1. E           1. een leica. Osewoudt koopt een Leica, omdat de fotos die hij moest ontwikkelen mislukt waren. Hij gaat zelf nieuwe fotos maken.






 
                        

2. Bord met inhalen verboden. De straat waar Osewoudt woont en werkt, is smal en er loopt een trambaan doorheen. Er staat een bord met ‘Inhalen Verboden’ aan het begin van de straat.








3. Een donkere kamer. Een kamer waar je foto’s kan ontwikkelen. Osewoudt moet dit meerdere keren in het boek doen. En het is natuurlijk de titel van het boek!










4. De 3 door Osewoudt ontwikkelde fotos. Osewoudt moest 3 foto’s ontwikkelen voor Dorbeck: 1. Een sneeuwpop met een helm en een karabijn. 2. Drie soldaten in pyjama, met gasmaskers voor. 3. Een soldaat in pyjamabroek, bovenlijf bloot, achter een luchtdoelmitrailleur.

















5. Een foto van Dorbeck en Osewoudt. Dorbeck en Osewoudt lijken heel erg veel op elkaar qua uiterlijk. Later in het boek verft Osewoudt zijn haar ook nog eens zwart en zijn ze helemaal niet meer uit elkaar te halen.
6. Een gele en een blauwe tram. In het boek wordt er veel gereisd met de tram en de trein. In het begin hebben ze het alleen maar over de blauwe tram, maar later ook over de gele tram.






3.                    





               

               ‘Ik zal hem zoeken als hij er niet is, maar hem niet ophangen als hij er niet is. Men zou kunnen willen zeggen: “Dan moet hij er toch ook zijn als ik hem zoek.” – Dan moet hij er ook zijn als ik hem niet vind, en ook als hij helemaal niet bestaat.’
Zo luidt een motto van Ludwig Wittgenstein. Dit motto past goed bij het boek en bij de thema. Het motto laat een beetje de situatie zien van Osewoudt. Hij zoekt Dorbeck, omdat hij wordt bestraft voor de dingen die Dorbeck heeft gedaan. Osewoudt doet er alles aan om Dorbeck te vinden. Maar  Dorbeck blijkt onvindbaar te zijn en iedereen denkt dat Osewoudt Dorbeck heeft bedacht. Osewoudt is er van overtuigt dat Dorbeck bestaat, alleen alle sporen die naar Dorbeck zouden moeten leiden, leiden naar Osewoudt.


4.             De titel ‘De donkere kamer van Damokles’  is afgeleidt van de uitdrukking ‘het zwaard van Damokles’ en wijst op een voordurende bedreiging. De uitdrukking ‘het zwaard van Damokles’ betekent: een gevaar, dat iemand die voorspoedig of gelukkig is, bedreigt. Damokles was een hoveling aan het hof van Dionysius I van Syracuse (406 – 367 v. Chr.). Hij mocht voor één dag koning zijn. De koning hing een zwaard aan een paardenhaar boven de troon, om hem aan te tonen in welk gevaar een tiran zich verkeert. De dreiging is in het boek niet afkomstig van een zwaard, maar van een (mislukte) foto, die de onschuld van Osewoudt had moeten bewijzen.
De donkere kamer verwijst naar de ruimte waar de belangrijke foto’s worden ontwikkeld, maar ook naar de cellen waarin Osewoudt verblijft.



5.           Toen we in de klas de lofrede van Claudia de Breij hadden gelezen, leek het boek me best goed. Het is natuurlijk literatuur, dus heel veel verwachte ik er niet van, maar de lofrede klonk wel veel belovend! Toen ik zelf het boek ben gaan lezen, viel dit tegen. Ik kwam er niet doorheen en vond het heel erg verwarrend… Er waren een heleboel personen in het boek, waarvan sommige zelfs dubbele namen hadden, en er waren zoveel verhaallijnen dat ik het heel erg moeilijk vond om te volgen. Verder vond ik de manier van schrijven ook erg onduidelijk. Er stonde zulke vaag geformuleerde zinnen in, dat ik ze soms vijf keer overnieuw moest lezen, voordat ik begreep wat er stond. Het boek heb ik samen met mijn moeder gelezen, omdat ik er alleen niet doorheen kwam. De manier van schrijven van Hermans is echt een nachtmerrie voor mij.
Er was één puntje wat ik wel interessant vond, het einde. Op het einde komen er steeds meer vragen en mysteries naar boven. Bijvoorbeeld de vraag of Dorbeck nou wel of niet echt heeft bestaan. Ik vind het super knap dat je als schrijver zoiets naar boven kan roepen bij mensen, zo’n onduidelijkheid en zo’n verwarring. Er zijn vele discussies over alle onduidelijkheden in het boek te voeren. Iedereen vat het anders op en iedereen denkt er anders over. Dat vond ik erg goed van het boek.
Ik vond het boek dus zeer moeilijk te begrijpen en erg verwarrend, dat is de reden waarom ik het een minder boek vond. Misschien dat als ik het als ik ouder ben nog een keer ga lezen, ik er heel anders over denk. Maar nu, op deze leeftijd, vond ik het boek erg tegenvallen.





Bronvermelding:

2 opmerkingen: