weblog

weblog

zondag 8 maart 2015

IJstijd

Auteur: Maartje Wortel
Gepubliceerd: 2014
Genre: 
Pagina's: 235
Oorspronkelijke taal: Nederlands

Informatie over de schrijfster:
Maartje Wortel (1982) is een Nederlandse schrijfster. Ze publiceerde verhalen in PassionateDe Brakke Hond en De Gids en schreef columns voor NRC Handelsblad. De verhalenbundel Dit is jouw huis is haar debuut. Ze won er de Anton Wachterprijs 2010 mee, en kreeg de Nieuw Proza Prijs Venlo 2010 voor het verhaal 'Kranten', dat in de bundel is opgenomen. Haar roman Half mens werd voor verscheidene prijzen genomineerd. In januari 2014 verscheen haar laatste roman IJstijd. 

Link naar een samenvatting van het boek:

Twee gezaghebbende recensies:

Literatuurlijst

Auteur onbekend, Van den vos reynaerde, Antwerpen, Nederlandsche Boekenhandel, 1961 (127 blz.)

Maria Dermoût, Nog pas gisteren, Amsterdam , Querido Uitgeverij BV, 1951 (144 blz.)

Anna Enquist, Het geheim, Deventer, De Arbeiderspers, 2011 (203 blz.)

Willem Frederik Hermans, De donkere kamer van damokles, Amsterdam , De Bezige Bij, 1958 (335 blz.)

Herman Koch, Zomerhuis met zwembad,  Amsterdam, Ambo | Anthos, 2011 (382 blz.)

Marente de Moor, De overtreder, Amsterdam, Querido Uitgeverij BV, 2019 (240 blz.)

Margriet de Moor, De verdronkene, Amsterdam, De Bezige Bij, 2011 (334 blz.)

Harry Mulisch, De aanslag, Amsterdam, De Bezige Bij, 1982 (236 blz.)

Per Nilsson, Ik ben geen racist, Rotterdam, Lemniscaat, 2007 (296 blz.)

Saskia Noord, Koorts, Amsterdam, Anthos, 2011 (268 blz.)


Maartje Wortel, IJstijd, Amsterdam, De Bezige Bij, 2014 (235 blz.)

zaterdag 1 november 2014

recensiedossiers periode 1 V6

De Overtreder door Marente de Moor

Primaire literatuurlijst
Moor, Margriet de
2007                De Overtreder, Querido, 2012

Secundaire literatuurlijst
Auteur onbekend
2007                Karel van het Reve zou trots zijn, HP/De Tijd, 2-11-2007

Belleman, Bas
2008                Een Rus in Amsterdam, Trouw, 05-04-2008

Kieft, Ewoud
2007                Zonder drank krijgt de ziel hoogtevrees, NRC, 7-12-2007

Vullings, Jeroen
2007                Irritatie, humor en stijl, Vrij Nederland, 27-11-2007

Waal, Teun de
2008                Russische Nachtmerries en Amsterdamski, Recensieweb, 19-10-2008       



Zomerhuis met Zwembad door Herman Koch

Primaire literatuurlijst
Koch, Herman
2011                Zomerhuis met Zwembad, Ambo|Anthos, 2011

Secundaire literatuurlijst
Pluijm, Cees van der
2011                Zomerhuis met Zwembad, Boekengala Wordpress, 11-07-2011

Schouten, Rob
2011                Hij klinkt zo redelijk en normaal, Trouw, 29-01-2011

Strom, Arie
2011                Koch: Zomerhuis met zwembad, Parool, 26-01-2011

Vullings, Jeroen
2011                Zomerhuis met zwembad – Herman Koch, Vrij Nederland, 29-01-2011

maandag 2 juni 2014

Willem Jan Otten


Samenvatting:
In de tekst lees je het dankwoord van Willem Jan Otten dat hij gaf na het winnen van de P.C. Hooftprijs. In zijn dankwoord ontvouwt hij zijn visie op de essayistiek.
In zijn essay in boekvorm ‘Niets heb ik van mijzelf’ betuigde hij zijn dankbaarheid voor de dankbaarheid van Kees Verheuls. Dankbaarheid kun je nu eenmaal niet in een gat gooien.
Hij benoemt essayistiek als een spel van dankbare schatplichtigheid. De essayistische zucht gaat gepaard met het verlangen om gedachten te delen, te ontlokken en te generen. Het is de voortzetting van de voortplanting met andere middelen.

Augustinus is begonnen met zich schrijvend tot u te richten, en daarmee tot degene die hem aan het lezen is terwijl hij schrijft. In zijn dankwoord richt Willem Jan Otten zich ook tot de lezer en bedankt deze. 


Eigen mening:
Persoonlijk vond ik dit artikel heel erg vaag en langdradig. Willem Jan Otten ging erg van de hak op de tak en gebruikte relatief vaag taalgebruik. Ik zag niet echt verbanden tussen de onderwerpen waarover hij vertelde. Hierdoor vond ik de tekst moeilijk te begrijpen en kwam ik er moeilijk doorheen.

Vrijheid

Vrijheid is een luxe .
Een luxe die voor alle mensen, kinderen en dieren 
dagelijks brood zou moeten zijn.

Misschien is het spontane gevoel 
van vrijheid het mooiste wat er is.
Dromen ontlenen wij eraan.
Momenten om alles te vergeten
en om zo lekker te genieten van de vrijheid.

Maar wat is vrijheid?
Vrijheid is zelf weten wat je doet,
Zonder een leider die je verteld hoe alles moet.
Vrijheid is je op straat kunnen vertonen,
Zonder de vijand tegen te komen.

dinsdag 27 mei 2014

Epigram

Er was eens een vulkaan
Hij had zich lavaloos gezopen
De volgende dag
Had hij een behoorlijke krater. 

maandag 24 maart 2014

Geschiedenis PO periode 3

Nog pas Gisteren en de relatie tussen Nederlanders en de inheemse bevolking van Nederlands-Indië.         

Historische achtergrond.
De relatie tussen Nederland en Indonesië was gebaseerd op de handel. Winst maken was voor Nederland de voornaamste reden om naar Indonesië te gaan en hier vervolgens 350 jaar t blijven. De Nederlanders hadden in het begin een onverschillige houding ten opzichte van de leefomstandigheden van de inheemse burgers. Zolang de inheemse burgers deden wat de Nederlanders zeiden en ze het Nederlandse gezag erkenden, werden ze met rust gelaten.

Toen de VOC werd opgericht werd er besloten dat zij in Azië zouden optreden als een soort Nederlandse overheid. De compagnie mocht het Nederlandse bestuur in Indië forten bouwen, verdragen met vorsten sluiten en gebieden besturen. De VOC stichtte dan ook verspreid over de kusten van Azië factorijen. Maar was dit wel in afspraak met het Indonesische bestuur? 

Op de Molukken waren de Nederlanders rond 1600 met open armen ontvangen. Nederland dwong al snel een specerijenmonopolie op de Molukken af. Dit accepteerden zij, omdat ze dachten dat rivaliteit tussen de Europeanen goed zou zijn voor de prijzen van hun producten. De Molukse vorsten en dorpshoofden sloten contracten met de VOC. Hierin beloofden ze dat ze, in ruil voor militaire steun, de Nederlanders voor altijd het alleenrecht op de aankoop van hun specerijen gaven. Hier kwam in de praktijk echter niks van terecht. Het gevolg hiervan waren gewelddadige conflicten tussen de Nederlanders en de Molukkers.

In de rest van Azië gebruikte de VOC echter lang niet zoveel geweld en dwang als op de Molukken. De relaties met de bevolking waren meestal vreedzaam en de VOC opereerde met toestemming van de plaatste machthebbers. In grote delen van Indië merkte het grootste deel van de bevolking niets van de Nederlanders. In het binnenland kwamen de Nederlanders namelijk bijna nooit. De Nederlanders waren ook niet overal in Indië actief. Hun aanwezigheid beperkte zich voornamelijk tot Java en de Molukken. En zelfs daar bemoeiden ze zich zo min mogelijk met de inheemse samenleving. Anders dan de Portugezen probeerde de VOC de bevolking ook niet te bekeren tot het christendom. Dat zou namelijk tot verzet en dus tot schade voor de handel kunnen leiden.

Met de invoering van het contingentenstelsel op Java sloot de VOC contracten met de edelen waarin van tevoren de prijs en de te leveren hoeveelheden werden vastgesteld. De edelen dwongen hun boeren contingenten te verbouwen.

Alleen op de handelsposten was een wederzijdse Europees-Aziatische beïnvloeding. Dat waren namelijk de enige plaatsen waar de Europeanen zich echt vestigden, maar zelfs hier waren zij erg in de minderheid. De VOC stond, behalve op Kaap de Goede Hoop, niet of nauwelijks Europese vrouwen toe. Het gevolg was dat Europese mannen vaak gingen samenwonen met een Indische vrouw. Soms trouwden ze er zelfs mee. Zo ontstond een Indo-Europese mengcultuur die sterk verschilde van de Nederlandse cultuur. De nakomelingen die uit deze huwelijken kwamen, beheersten vaak het Nederlands al niet eens meer.

Toen Daendels in 1808 als gouverneur-generaal naar Java ging, veranderden er veel dingen. Daendels ging uit van patriottische principes en wilde een moderne staat met duidelijke regels. Hij moest niets hebben van het feodale systeem, waarin de Javaanse edelen de boeren onderwierpen aan allerlei door traditie en willekeur bepaalde verplichtingen. De voorrechten die de regenten voordat Daendels gouverneur-generaal werd hadden, verdwenen. Alle macht was nu in handen van de staat: de regenten waren gewonen ambtenaren die in dienst van het Nederlandse bestuur werkten. In plaats van de feodale verplichtingen, werd de landrente ingevoerd. Dit zou ervoor zorgen dat de boeren vrije ondernemers werden. Echter liet hij bij de aanleg van de Grote Postweg een groot deel van de Javaanse bevolking in herendienst werken. Velen duizenden arbeiders kwamen onder erbarmelijke omstandigheden om het leven.

Toen het Indonesische archipel in 1816, na een korte overname van Engeland, weer onder Nederlands gezag kwam, vond men dat niet alleen Nederland meer moest profiteren. Ook de kolonie zelf moest er beter van worden. In praktijk bleven de herendiensten echter gewoon bestaan. Daardoor was de landrente in feite een extra belasting voor de boeren. Vorsten en regenten gingen zich steeds krachtiger verzetten tegen de Nederlanders omdat hun macht steeds kleiner werd. Dit leidde uiteindelijk tot de Java-oorlog.

Toen Van den Bosch in 1830 op Java terugkeerde, werden de ideeën weer teruggedraaid. Hij vond namelijk dat ze door middel van de feodale tradities meer winst konden halen uit de kolonie. Java moest weer een wingewest worden. Daarvoor ontwikkelde hij het Cultuurstelsel. In dit stelsel werd de Javaanse bevolking dan ook gedwongen tropische exportgewassen als koffie, suiker, etc., te verbouwen. Om de boeren aan het werk te krijgen, kregen de regenten en dorpshoofden weer hun gezag over de bevolking terug. Zij moesten ervoor zorgen dat de gevraagde producten werden geleverd. Het leek dus grotendeels op het systeem van de VOC-tijd. Om de productie te stimuleren, kregen de inheemse bestuurders en Nederlandse ambtenaren naast hun salaris een deel van de opbrengst: de cultuurprocenten. Hierdoor werden regenten en Nederlandse ambtenaren geneigd om de boeren harder te laten werken, dan dat ze eigenlijk konden.

De werkdruk van de Javanen nam flink toe. De inheemse economie, die gericht was op zelfvoorziening en regionale handel, bleef bestaan en daar bovenop kwam het verplichte werk aan de cultures. Rond 1840 werkten er drie van de vijf Javanen mee aan het Cultuurstelsel.
Het aantal dagen dat de boeren eraan kwijt waren, verschilde sterk. Van den Bosch had een maximum van 66 dagen per jaar bepaald, maar er waren Javanen die zelfs ongeveer 200 dagen per jaar werden ingezet. De dagen dat ze werden ingezet, konden ze niet werken aan de inheemse economie. Hier kwam bovenop dat de suikercultuur de grond uit putte. Bovendien was er veel water voor nodig, terwijl dit water ook erg nodig was voor de rijstverbouw. Hierdoor kwam de productie van het Javaanse hoofdvoedsel in het gedrang. Bij dit alles kwam dat de boeren landrente moesten betalen en herendiensten moesten verrichten.

Naast het cultuurstelsel voerde Van den Bosch ook het dualistisch bestuursstelsel in. Hierin functioneerden het Nederlandse en inheemse bestuur naast elkaar. Het hoofd van het Binnenlandse Bestuur was de gouverneur-generaal, die in de naam van de koning regeerde. Onder hem stonden de ambtelijke diensten in Batavia en de residenten, die de provincies bestuurden. De provincies waren onderverdeeld in afdelingen, waar assistent-residenten aan het hoofd stonden. Die hadden weer één (of meer) controleurs onder zich.
In de afdelingen staan naast de assistent-residenten een inlands hoofd: de regent. Zij waren de hoogste functionarissen van het Inlandse Bestuur. De regenten konden hun gang gaan zolang ze de rust garandeerden en de gevraagde producten leverden.
Het idee dat het Nederlandse en inheemse bestuur naast elkaar functioneerden klopte dus eigenlijk niet. De regenten stonden namelijk op de zelfde ‘rang’ als de assistent-residenten.

Na de afschaffing van het Cultuurstelsel kwamen veel Javanen in dienst van Nederlandse ondernemers. Vaak ervoeren zij de overgang van gedwongen herendiensten naar ‘vrije loonarbeid’ als een achteruitgang. Na de suikercrisis van 1884 gingen de meeste inkomens achteruit. Tegelijk stegen de belastingen omdat de Javanen moesten meebetalen aan de imperialistische expansie en de bestuursuitbreiding.

Het aantal Europeanen steeg snel tussen 1870 en 1900. Toch beleven nieuwkomers zich aanpassen aan de Indische mengcultuur. Ze bleven Indische gewoontes overnemen en kinderen van gemengde afkomst krijgen.

Na 1900 kwam de mengcultuur in het gedrang doordat de stroom nieuwkomers bleef toenemen. Zij namen steeds vaker een Europese vrouw mee en gingen steeds vaker in Europa op verlof. Hierdoor raakte de koloniale elite meer op Europa gericht en werden relaties met inheemse vrouwen minder geaccepteerd. De Indo-Europeanen die uit die relaties voortkwamen, waren vaak het slachtoffer van discriminatie.

Tot de invoering van de Ethische Politiek was de positie van de inheemse burgers altijd laag geweest. De voogdijgedachte, die zei dat Nederland voor de inheemse bevolking moest zorgen, kreeg veel aanhang. Het belangrijkste doel van de Ethische Politiek was dan ook de welvaart en zelfstandigheid van de Indonesische bevolking te bevorderen.

De welvaart wilde ze door drie verschillende dingen verbeteren. Door irrigatie, dit moest hogere voedselproductie opleveren, emigratie, dit zou de overbevolking op Java tegengaan en in de Buitengewesten het gebrek aan arbeidskrachten oplossen, en educatie, dit zou de definitieve overwinning op de armoede mogelijk maken.

Meer zelfstandigheid zou bereikt kunnen worden door associatie. De inheemse elite moest kennis maken met de Nederlandse cultuur. Hierdoor zou een nieuwe cultuur ontstaan, waarbij de inheemse cultuur ingepast was in de Nederlandse. Op deze manier wilden ze de inheemse elite klaar maken voor zelfbestuur.



Maria Dermoût
Maria Dermoût werd op 15 juni 1888 geboren als Helena Anthonia Maria Elisabeth Ingerman op de suikerfabriek Tirto Pekalongan op Midden Java. Ruim een half jaar na haar geboorte stierf haar moeder. Haar vader hertrouwde 5 jaar later met een Duitse gouvernante, zij gaf Maria thuis les. Zij verhuisden in 1896 naar de suikerfabriek Redjosari op Midden Java. In 1900 had Maria voor enige tijd op een kostschool gezeten en nog in datzelfde jaar vertrok ze naar Nederland om daar haar schoolopleiding af te maken. In Nederland heeft ze 2 jaar de meisjes hbs gedaan en daarna 4 jaar het gymnasium. Ze raakte bevriend met haar buurjongen Aldert Brouwer waarmee ze de rest van haar leven een goede band mee zal hebben. In 1905 keerde ze weer terug naar Nederlands-Indië.

In 1906 ontmoette ze Isaac Dermoût tijdens een vakantie. Een jaar later trouwden ze, op 6 juni in 1907. Nog een jaar later kreeg ze haar eerste kind, een dochtertje genaamd Ettie. Het ging goed met de juridische carrière van haar man en hij werd landraad in 1910. De landraad was een rechtbank voor inlanders met een Nederlandse voorzitter. Van maart 1910 tot maart 1914 verbleven zij op Ambon. Op dit eiland werd in 1910 hun zoon Hans geboren. Isaac Dermoût had het heel druk met zijn werk en moest vaak op dienstreis. Tijdens deze eenzame jaren verdiepte Maria zich in de Molukse eilanden. Hiervan maakte zij aantekeningen die zij veertig jaar later zou gebruiken voor haar literaire werk.

Van 1914 tot 1915 had het gezin een jaar lang verlof in Nederland. In 1915 vertrok haar man al weer naar Indië. Hier ging het steeds beter met zijn carrière. Hij kreeg vele verschillende functies en werd ten slotte president van het Hooggerechtshof in Batavia. Intussen publiceerde Maria onder de naam C. Ingmarsen 'Kleine impressies' en 'Sprookjes vertellen.' In 1916 vertrok ze weer naar Indië waar ze vervolgens een aantal jaren als bibliothecaresse heeft gewerkt in de bibliotheek van Semarang die toentertijd meer dan tienduizend boeken in bezit had. In deze periode schreef ze veel verhalen die pas in de jaren 50 gepubliceerd zouden worden. In 1933 nam haar man ontslag wegens gezondheidsredenen en vertrokken ze weer naar Nederland.

Hun zoon studeerde in 1936 af als mijnbouwkundig ingenieur waarna hij eerst in Australië en daarna op Java en Celebes werkte. In 1945 stierf hij in een Japans gevangenkamp op Sumatra. Hij had twee kinderen, Lin en Jan, die de oorlog wel overleefden. Maria's dochter keerde al in 1936 terug uit Indië samen met haar man en zoontje. Later kregen ze nog een dochter die ze Maria noemden. Tijdens de slag om Arnhem in 1944 evacueerden Maria Dermoût met haar man, dochter en haar gezin naar Schaarsbergen. Ze waren toen veel foto's, manuscripten en Indische souvenirs kwijtgeraakt.

Pas in april 1951 bracht ze haar eerste boek uit, Nog pas gisteren. Hiervoor ontving ze in 1952 een prijs van de Jan Campertstichting. Isaac Dermoût stierf in dat jaar maar maakte nog wel net mee dat de roman van Maria in drukvorm verscheen en veel succes had.

Maria Dermoût stierf op 27 juni 1962.



Nog pas gisteren
Riek is de hoofdpersoon in het verhaal en zij is de dochter van Anna en Ab. Ze is van rijke komaf en woont samen met haar ouders en de bedienden in 'het grote huis' op Java. Haar vader is de baas van een suikerfabriek en is vaak weg om daar te werken. Haar moeder gaat vaak met hem mee waardoor ze zich eenzaam voelt. Ze is echter niet alleen, de bedienden zijn er ook nog. In het boek verliest Riek een aantal dierbaren.

In het verhaal bezoekt ze samen met haar moeder en Oerip, haar kindermeisje, 'de oude man.' Vlak na dit bezoek krijgen zij te horen dat hij gestorven is. Daarnaast verliest ze haar tante Nancy die in eerste instantie haar man had verlaten om bij de oom van Riek te kunnen zijn, maar uiteindelijk verlaat ze ook hem en ziet Riek haar nooit meer terug. Ook haar oom Fred vertrekt. Hij gaat naar Australië. Zijn bediende, Boeyoeng, komt bij de familie van Riek werken. Op een gegeven moment krijgen Anna, Ab, Riek en Boeyoeng te horen dat oom Fred daar verdronken is. Ondanks dit gegeven vertrekt Boeyoeng naar Sumatra om naar zijn oude meester, oom Fred, te zoeken. Hierdoor voelt Riek zich nog eenzamer. In het boek zegt zij dat oom Fred de enige is van wie zij ooit heeft gehouden.

Er wordt geen historische gebeurtenis beschreven in het verhaal. Het gaat vooral om de kleine dingen; alles wordt tot in detail beschreven. De schrijfster heeft hoogstwaarschijnlijk haar eigen ervaringen op Nederlands-Indië gebruikt om zulke gedetailleerde beschrijvingen te kunnen geven. Wat vaak terug komt in het verhaal zijn de bedienden. De verhouding tussen de bedienden en de welgestelde familie is op zich duidelijk weergegeven.

Het verbaasde mij dat de familie van Riek over zoveel verschillende bedienden beschikte. Zo hadden ze huisjongens, tuinjongens, een naaister, een binnenmeid, een lampenjongen, koks, een wasman, waterdragers, staljongens, een koeherder, wakers en een kindermeisje. Voor elke taak was er wel iemand.

Hier volgt een aantal voorbeelden waaruit men kan opmaken hoe toentertijd het leven van de bedienden bij een welgestelde familie eruit zag:
  §  In het verhaal wordt op een gegeven moment iets verteld over de lampenjongen en zijn vrouw. Zijn vrouw is de binnenmeid. Meteen daarachter staat er dat twee personen in één gezin die verdienden, niet passend was, dat was te veel. Mevrouw had dat nooit goed moeten vinden.
  §  Een ander mooi voorbeeld dat wordt beschreven in het verhaal van hoe er toen werd omgegaan met de bedienden is het volgende. Riek ging samen met haar moeder en haar kindermeisje Oerip 'de oude man' in de bergen bezoeken. Als lezer kom je er niet achter wat de relatie tussen de familie van Riek en deze oude man was. Ze gingen met 'de spoor', dat was heel bijzonder. Zo werd het reizen met de trein genoemd. Ondanks het feit dat ze met z'n drieën de reis maakten reisde Oerip derde klas en Riek en haar moeder eerste klas. Dat hoorde nou eenmaal zo.
  §  Na een paar uur gereisd te hebben met 'de spoor' stopten ze om over te stappen. Later in die middag kwamen zij in een grote plaats en overnachtten zij in een hotel. De volgende morgen stond er een postwagen te wachten. Op een gegeven moment stopte de wagen zodat iedereen uit kon rusten. De koetsier, de lopers, de mannen die de paarden gebracht hadden en ook Oerip stonden buiten bij een klein winkeltje koffie te drinken. Dan staat er het volgende: ''Daarna hurkten de mannen neer om te praten en strootjes te roken, maar Oerip klom weer in de wagen, zij zat tegenover Riek en mama op de kleine bank; als zij ging zitten, zei zij: 'Vergeving mevrouw.' Dat hoorde zo.'' (blz. 53 r. 8 - 12)
§  Op een gegeven moment kreeg Riek van haar moeder te horen dat haar tante Nancy haar man zou verlaten om met oom Fred te trouwen. Hiervoor moest ze echter eerst een jaar in Nederland verblijven. Nadat zij het te horen kreeg werd zij gelijk verplicht om er niet over te spreken. Vooral niet met de bedienden. Dat geeft ook weer een beeld over hoe er toentertijd met de bedienden werd omgegaan.





Bronnen:
Geschiedenis werkplaats: de koloniale relatie tussen Nederland(ers) en Nederlands-Indië.