Nog pas Gisteren en de relatie tussen Nederlanders en
de inheemse bevolking van Nederlands-Indië.
Historische achtergrond.
De relatie
tussen Nederland en Indonesië was gebaseerd op de handel. Winst maken was voor
Nederland de voornaamste reden om naar Indonesië te gaan en hier vervolgens 350
jaar t blijven. De Nederlanders hadden in het begin een onverschillige houding
ten opzichte van de leefomstandigheden van de inheemse burgers. Zolang de inheemse
burgers deden wat de Nederlanders zeiden en ze het Nederlandse gezag erkenden,
werden ze met rust gelaten.
Toen de VOC
werd opgericht werd er besloten dat zij in Azië zouden optreden als een soort
Nederlandse overheid. De compagnie mocht het Nederlandse bestuur in Indië forten
bouwen, verdragen met vorsten sluiten en gebieden besturen. De VOC stichtte dan
ook verspreid over de kusten van Azië factorijen. Maar was dit wel in afspraak
met het Indonesische bestuur?
Op de
Molukken waren de Nederlanders rond 1600 met open armen ontvangen. Nederland
dwong al snel een specerijenmonopolie op de Molukken af. Dit accepteerden zij,
omdat ze dachten dat rivaliteit tussen de Europeanen goed zou zijn voor de
prijzen van hun producten. De Molukse vorsten en dorpshoofden sloten contracten
met de VOC. Hierin beloofden ze dat ze, in ruil voor militaire steun, de
Nederlanders voor altijd het alleenrecht op de aankoop van hun specerijen
gaven. Hier kwam in de praktijk echter niks van terecht. Het gevolg hiervan
waren gewelddadige conflicten tussen de Nederlanders en de Molukkers.
In de rest
van Azië gebruikte de VOC echter lang niet zoveel geweld en dwang als op de
Molukken. De relaties met de bevolking waren meestal vreedzaam en de VOC
opereerde met toestemming van de plaatste machthebbers. In grote delen van
Indië merkte het grootste deel van de bevolking niets van de Nederlanders. In
het binnenland kwamen de Nederlanders namelijk bijna nooit. De Nederlanders
waren ook niet overal in Indië actief. Hun aanwezigheid beperkte zich
voornamelijk tot Java en de Molukken. En zelfs daar bemoeiden ze zich zo min
mogelijk met de inheemse samenleving. Anders dan de Portugezen probeerde de VOC
de bevolking ook niet te bekeren tot het christendom. Dat zou namelijk tot
verzet en dus tot schade voor de handel kunnen leiden.
Met de
invoering van het contingentenstelsel op Java sloot de VOC contracten met de
edelen waarin van tevoren de prijs en de te leveren hoeveelheden werden
vastgesteld. De edelen dwongen hun boeren contingenten te verbouwen.
Alleen op de
handelsposten was een wederzijdse Europees-Aziatische beïnvloeding. Dat waren
namelijk de enige plaatsen waar de Europeanen zich echt vestigden, maar zelfs
hier waren zij erg in de minderheid. De VOC stond, behalve op Kaap de Goede
Hoop, niet of nauwelijks Europese vrouwen toe. Het gevolg was dat Europese
mannen vaak gingen samenwonen met een Indische vrouw. Soms trouwden ze er zelfs
mee. Zo ontstond een Indo-Europese mengcultuur die sterk verschilde van de
Nederlandse cultuur. De nakomelingen die uit deze huwelijken kwamen, beheersten
vaak het Nederlands al niet eens meer.
Toen
Daendels in 1808 als gouverneur-generaal naar Java ging, veranderden er veel
dingen. Daendels ging uit van patriottische principes en wilde een moderne
staat met duidelijke regels. Hij moest niets hebben van het feodale systeem,
waarin de Javaanse edelen de boeren onderwierpen aan allerlei door traditie en
willekeur bepaalde verplichtingen. De voorrechten die de regenten voordat Daendels
gouverneur-generaal werd hadden, verdwenen. Alle macht was nu in handen van de
staat: de regenten waren gewonen ambtenaren die in dienst van het Nederlandse
bestuur werkten. In plaats van de feodale verplichtingen, werd de landrente
ingevoerd. Dit zou ervoor zorgen dat de boeren vrije ondernemers werden. Echter
liet hij bij de aanleg van de Grote Postweg een groot deel van de Javaanse
bevolking in herendienst werken. Velen duizenden arbeiders kwamen onder
erbarmelijke omstandigheden om het leven.
Toen het
Indonesische archipel in 1816, na een korte overname van Engeland, weer onder
Nederlands gezag kwam, vond men dat niet alleen Nederland meer moest
profiteren. Ook de kolonie zelf moest er beter van worden. In praktijk bleven
de herendiensten echter gewoon bestaan. Daardoor was de landrente in feite een
extra belasting voor de boeren. Vorsten en regenten gingen zich steeds
krachtiger verzetten tegen de Nederlanders omdat hun macht steeds kleiner werd.
Dit leidde uiteindelijk tot de Java-oorlog.
Toen Van den
Bosch in 1830 op Java terugkeerde, werden de ideeën weer teruggedraaid. Hij
vond namelijk dat ze door middel van de feodale tradities meer winst konden
halen uit de kolonie. Java moest weer een wingewest worden. Daarvoor
ontwikkelde hij het Cultuurstelsel. In dit stelsel werd de Javaanse bevolking
dan ook gedwongen tropische exportgewassen als koffie, suiker, etc., te
verbouwen. Om de boeren aan het werk te krijgen, kregen de regenten en
dorpshoofden weer hun gezag over de bevolking terug. Zij moesten ervoor zorgen
dat de gevraagde producten werden geleverd. Het leek dus grotendeels op het
systeem van de VOC-tijd. Om de productie te stimuleren, kregen de inheemse
bestuurders en Nederlandse ambtenaren naast hun salaris een deel van de
opbrengst: de cultuurprocenten. Hierdoor werden regenten en Nederlandse
ambtenaren geneigd om de boeren harder te laten werken, dan dat ze eigenlijk
konden.
De werkdruk
van de Javanen nam flink toe. De inheemse economie, die gericht was op
zelfvoorziening en regionale handel, bleef bestaan en daar bovenop kwam het
verplichte werk aan de cultures. Rond 1840 werkten er drie van de vijf Javanen
mee aan het Cultuurstelsel.
Het aantal
dagen dat de boeren eraan kwijt waren, verschilde sterk. Van den Bosch had een
maximum van 66 dagen per jaar bepaald, maar er waren Javanen die zelfs ongeveer
200 dagen per jaar werden ingezet. De dagen dat ze werden ingezet, konden ze
niet werken aan de inheemse economie. Hier kwam bovenop dat de suikercultuur de
grond uit putte. Bovendien was er veel water voor nodig, terwijl dit water ook erg
nodig was voor de rijstverbouw. Hierdoor kwam de productie van het Javaanse
hoofdvoedsel in het gedrang. Bij dit alles kwam dat de boeren landrente moesten
betalen en herendiensten moesten verrichten.
Naast het
cultuurstelsel voerde Van den Bosch ook het dualistisch bestuursstelsel in.
Hierin functioneerden het Nederlandse en inheemse bestuur naast elkaar. Het
hoofd van het Binnenlandse Bestuur was de gouverneur-generaal, die in de naam
van de koning regeerde. Onder hem stonden de ambtelijke diensten in Batavia en
de residenten, die de provincies bestuurden. De provincies waren onderverdeeld
in afdelingen, waar assistent-residenten aan het hoofd stonden. Die hadden weer
één (of meer) controleurs onder zich.
In de
afdelingen staan naast de assistent-residenten een inlands hoofd: de regent.
Zij waren de hoogste functionarissen van het Inlandse Bestuur. De regenten
konden hun gang gaan zolang ze de rust garandeerden en de gevraagde producten
leverden.
Het idee dat
het Nederlandse en inheemse bestuur naast elkaar functioneerden klopte dus
eigenlijk niet. De regenten stonden namelijk op de zelfde ‘rang’ als de
assistent-residenten.
Na de
afschaffing van het Cultuurstelsel kwamen veel Javanen in dienst van
Nederlandse ondernemers. Vaak ervoeren zij de overgang van gedwongen
herendiensten naar ‘vrije loonarbeid’ als een achteruitgang. Na de suikercrisis
van 1884 gingen de meeste inkomens achteruit. Tegelijk stegen de belastingen
omdat de Javanen moesten meebetalen aan de imperialistische expansie en de
bestuursuitbreiding.
Het aantal
Europeanen steeg snel tussen 1870 en 1900. Toch beleven nieuwkomers zich
aanpassen aan de Indische mengcultuur. Ze bleven Indische gewoontes overnemen
en kinderen van gemengde afkomst krijgen.
Na 1900 kwam
de mengcultuur in het gedrang doordat de stroom nieuwkomers bleef toenemen. Zij
namen steeds vaker een Europese vrouw mee en gingen steeds vaker in Europa op
verlof. Hierdoor raakte de koloniale elite meer op Europa gericht en werden
relaties met inheemse vrouwen minder geaccepteerd. De Indo-Europeanen die uit
die relaties voortkwamen, waren vaak het slachtoffer van discriminatie.
Tot de
invoering van de Ethische Politiek was de positie van de inheemse burgers
altijd laag geweest. De voogdijgedachte, die zei dat Nederland voor de inheemse
bevolking moest zorgen, kreeg veel aanhang. Het belangrijkste doel van de
Ethische Politiek was dan ook de welvaart en zelfstandigheid van de
Indonesische bevolking te bevorderen.
De welvaart
wilde ze door drie verschillende dingen verbeteren. Door irrigatie, dit moest
hogere voedselproductie opleveren, emigratie, dit zou de overbevolking op Java
tegengaan en in de Buitengewesten het gebrek aan arbeidskrachten oplossen, en
educatie, dit zou de definitieve overwinning op de armoede mogelijk maken.
Meer
zelfstandigheid zou bereikt kunnen worden door associatie. De inheemse elite
moest kennis maken met de Nederlandse cultuur. Hierdoor zou een nieuwe cultuur
ontstaan, waarbij de inheemse cultuur ingepast was in de Nederlandse. Op deze
manier wilden ze de inheemse elite klaar maken voor zelfbestuur.
Maria Dermoût
Maria Dermoût werd op 15 juni
1888 geboren als Helena Anthonia Maria Elisabeth Ingerman op de suikerfabriek
Tirto Pekalongan op Midden Java. Ruim een half jaar na haar geboorte stierf
haar moeder. Haar vader hertrouwde 5 jaar later met een Duitse gouvernante, zij
gaf Maria thuis les. Zij verhuisden in 1896 naar de suikerfabriek Redjosari op
Midden Java. In 1900 had Maria voor enige tijd op een kostschool gezeten en nog
in datzelfde jaar vertrok ze naar Nederland om daar haar schoolopleiding af te
maken. In Nederland heeft ze 2 jaar de meisjes hbs gedaan en daarna 4 jaar het
gymnasium. Ze raakte bevriend met haar buurjongen Aldert Brouwer waarmee ze de
rest van haar leven een goede band mee zal hebben. In 1905 keerde ze weer terug
naar Nederlands-Indië.
In 1906 ontmoette ze Isaac
Dermoût tijdens een vakantie. Een jaar later trouwden ze, op 6 juni in 1907.
Nog een jaar later kreeg ze haar eerste kind, een dochtertje genaamd Ettie. Het
ging goed met de juridische carrière van haar man en hij werd landraad in 1910.
De landraad was een rechtbank voor inlanders met een Nederlandse voorzitter.
Van maart 1910 tot maart 1914 verbleven zij op Ambon. Op dit eiland werd in
1910 hun zoon Hans geboren. Isaac Dermoût had het heel druk met zijn werk en
moest vaak op dienstreis. Tijdens deze eenzame jaren verdiepte Maria zich in de
Molukse eilanden. Hiervan maakte zij aantekeningen die zij veertig jaar later
zou gebruiken voor haar literaire werk.
Van 1914 tot 1915 had het
gezin een jaar lang verlof in Nederland. In 1915 vertrok haar man al weer naar
Indië. Hier ging het steeds beter met zijn carrière. Hij kreeg vele
verschillende functies en werd ten slotte president van het Hooggerechtshof in
Batavia. Intussen publiceerde Maria onder de naam C. Ingmarsen 'Kleine
impressies' en 'Sprookjes vertellen.' In 1916 vertrok ze weer naar
Indië waar ze vervolgens een aantal jaren als bibliothecaresse heeft gewerkt in
de bibliotheek van Semarang die toentertijd meer dan tienduizend boeken in
bezit had. In deze periode schreef ze veel verhalen die pas in de jaren 50 gepubliceerd
zouden worden. In 1933 nam haar man ontslag wegens gezondheidsredenen en
vertrokken ze weer naar Nederland.
Hun zoon studeerde in 1936 af
als mijnbouwkundig ingenieur waarna hij eerst in Australië en daarna op Java en
Celebes werkte. In 1945 stierf hij in een Japans gevangenkamp op Sumatra. Hij
had twee kinderen, Lin en Jan, die de oorlog wel overleefden. Maria's dochter
keerde al in 1936 terug uit Indië samen met haar man en zoontje. Later kregen
ze nog een dochter die ze Maria noemden. Tijdens de slag om Arnhem in 1944
evacueerden Maria Dermoût met haar man, dochter en haar gezin naar
Schaarsbergen. Ze waren toen veel foto's, manuscripten en Indische souvenirs
kwijtgeraakt.
Pas in april 1951 bracht ze
haar eerste boek uit, Nog pas gisteren. Hiervoor ontving ze in 1952 een
prijs van de Jan Campertstichting. Isaac Dermoût stierf in dat jaar maar maakte
nog wel net mee dat de roman van Maria in drukvorm verscheen en veel succes
had.
Maria Dermoût stierf op 27
juni 1962.
Nog pas gisteren
Riek is de hoofdpersoon in het
verhaal en zij is de dochter van Anna en Ab. Ze is van rijke komaf en woont
samen met haar ouders en de bedienden in 'het grote huis' op Java. Haar vader
is de baas van een suikerfabriek en is vaak weg om daar te werken. Haar moeder
gaat vaak met hem mee waardoor ze zich eenzaam voelt. Ze is echter niet alleen,
de bedienden zijn er ook nog. In het boek verliest Riek een aantal dierbaren.
In het verhaal bezoekt ze samen
met haar moeder en Oerip, haar kindermeisje, 'de oude man.' Vlak na dit bezoek
krijgen zij te horen dat hij gestorven is. Daarnaast verliest ze haar tante
Nancy die in eerste instantie haar man had verlaten om bij de oom van Riek te
kunnen zijn, maar uiteindelijk verlaat ze ook hem en ziet Riek haar nooit meer
terug. Ook haar oom Fred vertrekt. Hij gaat naar Australië. Zijn bediende,
Boeyoeng, komt bij de familie van Riek werken. Op een gegeven moment krijgen
Anna, Ab, Riek en Boeyoeng te horen dat oom Fred daar verdronken is. Ondanks
dit gegeven vertrekt Boeyoeng naar Sumatra om naar zijn oude meester, oom Fred,
te zoeken. Hierdoor voelt Riek zich nog eenzamer. In het boek zegt zij dat oom
Fred de enige is van wie zij ooit heeft gehouden.
Er wordt geen historische
gebeurtenis beschreven in het verhaal. Het gaat vooral om de kleine dingen;
alles wordt tot in detail beschreven. De schrijfster heeft hoogstwaarschijnlijk
haar eigen ervaringen op Nederlands-Indië gebruikt om zulke gedetailleerde
beschrijvingen te kunnen geven. Wat vaak terug komt in het verhaal zijn de
bedienden. De verhouding tussen de bedienden en de welgestelde familie is op
zich duidelijk weergegeven.
Het verbaasde mij dat de
familie van Riek over zoveel verschillende bedienden beschikte. Zo hadden ze
huisjongens, tuinjongens, een naaister, een binnenmeid, een lampenjongen, koks,
een wasman, waterdragers, staljongens, een koeherder, wakers en een
kindermeisje. Voor elke taak was er wel iemand.
Hier volgt een aantal
voorbeelden waaruit men kan opmaken hoe toentertijd het leven van de bedienden
bij een welgestelde familie eruit zag:
§ In het
verhaal wordt op een gegeven moment iets verteld over de lampenjongen en zijn
vrouw. Zijn vrouw is de binnenmeid. Meteen daarachter staat er dat twee
personen in één gezin die verdienden, niet passend was, dat was te veel.
Mevrouw had dat nooit goed moeten vinden.
§
Een ander mooi voorbeeld dat wordt
beschreven in het verhaal van hoe er toen werd omgegaan met de bedienden is het
volgende. Riek ging samen met haar moeder en haar kindermeisje Oerip 'de oude
man' in de bergen bezoeken. Als lezer kom je er niet achter wat de relatie
tussen de familie van Riek en deze oude man was. Ze gingen met 'de spoor', dat
was heel bijzonder. Zo werd het reizen met de trein genoemd. Ondanks het feit
dat ze met z'n drieën de reis maakten reisde Oerip derde klas en Riek en haar
moeder eerste klas. Dat hoorde nou eenmaal zo.
§
Na een paar uur gereisd te hebben met 'de
spoor' stopten ze om over te stappen. Later in die middag kwamen zij in een
grote plaats en overnachtten zij in een hotel. De volgende morgen stond er een
postwagen te wachten. Op een gegeven moment stopte de wagen zodat iedereen uit
kon rusten. De koetsier, de lopers, de mannen die de paarden gebracht hadden en
ook Oerip stonden buiten bij een klein winkeltje koffie te drinken. Dan staat
er het volgende: ''Daarna hurkten de mannen neer om te praten en strootjes
te roken, maar Oerip klom weer in de wagen, zij zat tegenover Riek en mama op
de kleine bank; als zij ging zitten, zei zij: 'Vergeving mevrouw.' Dat hoorde
zo.'' (blz. 53 r. 8 - 12)
§ Op een
gegeven moment kreeg Riek van haar moeder te horen dat haar tante Nancy haar
man zou verlaten om met oom Fred te trouwen. Hiervoor moest ze echter eerst een
jaar in Nederland verblijven. Nadat zij het te horen kreeg werd zij gelijk
verplicht om er niet over te spreken. Vooral niet met de bedienden. Dat geeft
ook weer een beeld over hoe er toentertijd met de bedienden werd omgegaan.
Bronnen:
Geschiedenis
werkplaats: de koloniale relatie tussen Nederland(ers) en Nederlands-Indië.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten