weblog

weblog

zaterdag 1 november 2014

recensiedossiers periode 1 V6

De Overtreder door Marente de Moor

Primaire literatuurlijst
Moor, Margriet de
2007                De Overtreder, Querido, 2012

Secundaire literatuurlijst
Auteur onbekend
2007                Karel van het Reve zou trots zijn, HP/De Tijd, 2-11-2007

Belleman, Bas
2008                Een Rus in Amsterdam, Trouw, 05-04-2008

Kieft, Ewoud
2007                Zonder drank krijgt de ziel hoogtevrees, NRC, 7-12-2007

Vullings, Jeroen
2007                Irritatie, humor en stijl, Vrij Nederland, 27-11-2007

Waal, Teun de
2008                Russische Nachtmerries en Amsterdamski, Recensieweb, 19-10-2008       



Zomerhuis met Zwembad door Herman Koch

Primaire literatuurlijst
Koch, Herman
2011                Zomerhuis met Zwembad, Ambo|Anthos, 2011

Secundaire literatuurlijst
Pluijm, Cees van der
2011                Zomerhuis met Zwembad, Boekengala Wordpress, 11-07-2011

Schouten, Rob
2011                Hij klinkt zo redelijk en normaal, Trouw, 29-01-2011

Strom, Arie
2011                Koch: Zomerhuis met zwembad, Parool, 26-01-2011

Vullings, Jeroen
2011                Zomerhuis met zwembad – Herman Koch, Vrij Nederland, 29-01-2011

maandag 2 juni 2014

Willem Jan Otten


Samenvatting:
In de tekst lees je het dankwoord van Willem Jan Otten dat hij gaf na het winnen van de P.C. Hooftprijs. In zijn dankwoord ontvouwt hij zijn visie op de essayistiek.
In zijn essay in boekvorm ‘Niets heb ik van mijzelf’ betuigde hij zijn dankbaarheid voor de dankbaarheid van Kees Verheuls. Dankbaarheid kun je nu eenmaal niet in een gat gooien.
Hij benoemt essayistiek als een spel van dankbare schatplichtigheid. De essayistische zucht gaat gepaard met het verlangen om gedachten te delen, te ontlokken en te generen. Het is de voortzetting van de voortplanting met andere middelen.

Augustinus is begonnen met zich schrijvend tot u te richten, en daarmee tot degene die hem aan het lezen is terwijl hij schrijft. In zijn dankwoord richt Willem Jan Otten zich ook tot de lezer en bedankt deze. 


Eigen mening:
Persoonlijk vond ik dit artikel heel erg vaag en langdradig. Willem Jan Otten ging erg van de hak op de tak en gebruikte relatief vaag taalgebruik. Ik zag niet echt verbanden tussen de onderwerpen waarover hij vertelde. Hierdoor vond ik de tekst moeilijk te begrijpen en kwam ik er moeilijk doorheen.

Vrijheid

Vrijheid is een luxe .
Een luxe die voor alle mensen, kinderen en dieren 
dagelijks brood zou moeten zijn.

Misschien is het spontane gevoel 
van vrijheid het mooiste wat er is.
Dromen ontlenen wij eraan.
Momenten om alles te vergeten
en om zo lekker te genieten van de vrijheid.

Maar wat is vrijheid?
Vrijheid is zelf weten wat je doet,
Zonder een leider die je verteld hoe alles moet.
Vrijheid is je op straat kunnen vertonen,
Zonder de vijand tegen te komen.

dinsdag 27 mei 2014

Epigram

Er was eens een vulkaan
Hij had zich lavaloos gezopen
De volgende dag
Had hij een behoorlijke krater. 

maandag 24 maart 2014

Geschiedenis PO periode 3

Nog pas Gisteren en de relatie tussen Nederlanders en de inheemse bevolking van Nederlands-Indië.         

Historische achtergrond.
De relatie tussen Nederland en Indonesië was gebaseerd op de handel. Winst maken was voor Nederland de voornaamste reden om naar Indonesië te gaan en hier vervolgens 350 jaar t blijven. De Nederlanders hadden in het begin een onverschillige houding ten opzichte van de leefomstandigheden van de inheemse burgers. Zolang de inheemse burgers deden wat de Nederlanders zeiden en ze het Nederlandse gezag erkenden, werden ze met rust gelaten.

Toen de VOC werd opgericht werd er besloten dat zij in Azië zouden optreden als een soort Nederlandse overheid. De compagnie mocht het Nederlandse bestuur in Indië forten bouwen, verdragen met vorsten sluiten en gebieden besturen. De VOC stichtte dan ook verspreid over de kusten van Azië factorijen. Maar was dit wel in afspraak met het Indonesische bestuur? 

Op de Molukken waren de Nederlanders rond 1600 met open armen ontvangen. Nederland dwong al snel een specerijenmonopolie op de Molukken af. Dit accepteerden zij, omdat ze dachten dat rivaliteit tussen de Europeanen goed zou zijn voor de prijzen van hun producten. De Molukse vorsten en dorpshoofden sloten contracten met de VOC. Hierin beloofden ze dat ze, in ruil voor militaire steun, de Nederlanders voor altijd het alleenrecht op de aankoop van hun specerijen gaven. Hier kwam in de praktijk echter niks van terecht. Het gevolg hiervan waren gewelddadige conflicten tussen de Nederlanders en de Molukkers.

In de rest van Azië gebruikte de VOC echter lang niet zoveel geweld en dwang als op de Molukken. De relaties met de bevolking waren meestal vreedzaam en de VOC opereerde met toestemming van de plaatste machthebbers. In grote delen van Indië merkte het grootste deel van de bevolking niets van de Nederlanders. In het binnenland kwamen de Nederlanders namelijk bijna nooit. De Nederlanders waren ook niet overal in Indië actief. Hun aanwezigheid beperkte zich voornamelijk tot Java en de Molukken. En zelfs daar bemoeiden ze zich zo min mogelijk met de inheemse samenleving. Anders dan de Portugezen probeerde de VOC de bevolking ook niet te bekeren tot het christendom. Dat zou namelijk tot verzet en dus tot schade voor de handel kunnen leiden.

Met de invoering van het contingentenstelsel op Java sloot de VOC contracten met de edelen waarin van tevoren de prijs en de te leveren hoeveelheden werden vastgesteld. De edelen dwongen hun boeren contingenten te verbouwen.

Alleen op de handelsposten was een wederzijdse Europees-Aziatische beïnvloeding. Dat waren namelijk de enige plaatsen waar de Europeanen zich echt vestigden, maar zelfs hier waren zij erg in de minderheid. De VOC stond, behalve op Kaap de Goede Hoop, niet of nauwelijks Europese vrouwen toe. Het gevolg was dat Europese mannen vaak gingen samenwonen met een Indische vrouw. Soms trouwden ze er zelfs mee. Zo ontstond een Indo-Europese mengcultuur die sterk verschilde van de Nederlandse cultuur. De nakomelingen die uit deze huwelijken kwamen, beheersten vaak het Nederlands al niet eens meer.

Toen Daendels in 1808 als gouverneur-generaal naar Java ging, veranderden er veel dingen. Daendels ging uit van patriottische principes en wilde een moderne staat met duidelijke regels. Hij moest niets hebben van het feodale systeem, waarin de Javaanse edelen de boeren onderwierpen aan allerlei door traditie en willekeur bepaalde verplichtingen. De voorrechten die de regenten voordat Daendels gouverneur-generaal werd hadden, verdwenen. Alle macht was nu in handen van de staat: de regenten waren gewonen ambtenaren die in dienst van het Nederlandse bestuur werkten. In plaats van de feodale verplichtingen, werd de landrente ingevoerd. Dit zou ervoor zorgen dat de boeren vrije ondernemers werden. Echter liet hij bij de aanleg van de Grote Postweg een groot deel van de Javaanse bevolking in herendienst werken. Velen duizenden arbeiders kwamen onder erbarmelijke omstandigheden om het leven.

Toen het Indonesische archipel in 1816, na een korte overname van Engeland, weer onder Nederlands gezag kwam, vond men dat niet alleen Nederland meer moest profiteren. Ook de kolonie zelf moest er beter van worden. In praktijk bleven de herendiensten echter gewoon bestaan. Daardoor was de landrente in feite een extra belasting voor de boeren. Vorsten en regenten gingen zich steeds krachtiger verzetten tegen de Nederlanders omdat hun macht steeds kleiner werd. Dit leidde uiteindelijk tot de Java-oorlog.

Toen Van den Bosch in 1830 op Java terugkeerde, werden de ideeën weer teruggedraaid. Hij vond namelijk dat ze door middel van de feodale tradities meer winst konden halen uit de kolonie. Java moest weer een wingewest worden. Daarvoor ontwikkelde hij het Cultuurstelsel. In dit stelsel werd de Javaanse bevolking dan ook gedwongen tropische exportgewassen als koffie, suiker, etc., te verbouwen. Om de boeren aan het werk te krijgen, kregen de regenten en dorpshoofden weer hun gezag over de bevolking terug. Zij moesten ervoor zorgen dat de gevraagde producten werden geleverd. Het leek dus grotendeels op het systeem van de VOC-tijd. Om de productie te stimuleren, kregen de inheemse bestuurders en Nederlandse ambtenaren naast hun salaris een deel van de opbrengst: de cultuurprocenten. Hierdoor werden regenten en Nederlandse ambtenaren geneigd om de boeren harder te laten werken, dan dat ze eigenlijk konden.

De werkdruk van de Javanen nam flink toe. De inheemse economie, die gericht was op zelfvoorziening en regionale handel, bleef bestaan en daar bovenop kwam het verplichte werk aan de cultures. Rond 1840 werkten er drie van de vijf Javanen mee aan het Cultuurstelsel.
Het aantal dagen dat de boeren eraan kwijt waren, verschilde sterk. Van den Bosch had een maximum van 66 dagen per jaar bepaald, maar er waren Javanen die zelfs ongeveer 200 dagen per jaar werden ingezet. De dagen dat ze werden ingezet, konden ze niet werken aan de inheemse economie. Hier kwam bovenop dat de suikercultuur de grond uit putte. Bovendien was er veel water voor nodig, terwijl dit water ook erg nodig was voor de rijstverbouw. Hierdoor kwam de productie van het Javaanse hoofdvoedsel in het gedrang. Bij dit alles kwam dat de boeren landrente moesten betalen en herendiensten moesten verrichten.

Naast het cultuurstelsel voerde Van den Bosch ook het dualistisch bestuursstelsel in. Hierin functioneerden het Nederlandse en inheemse bestuur naast elkaar. Het hoofd van het Binnenlandse Bestuur was de gouverneur-generaal, die in de naam van de koning regeerde. Onder hem stonden de ambtelijke diensten in Batavia en de residenten, die de provincies bestuurden. De provincies waren onderverdeeld in afdelingen, waar assistent-residenten aan het hoofd stonden. Die hadden weer één (of meer) controleurs onder zich.
In de afdelingen staan naast de assistent-residenten een inlands hoofd: de regent. Zij waren de hoogste functionarissen van het Inlandse Bestuur. De regenten konden hun gang gaan zolang ze de rust garandeerden en de gevraagde producten leverden.
Het idee dat het Nederlandse en inheemse bestuur naast elkaar functioneerden klopte dus eigenlijk niet. De regenten stonden namelijk op de zelfde ‘rang’ als de assistent-residenten.

Na de afschaffing van het Cultuurstelsel kwamen veel Javanen in dienst van Nederlandse ondernemers. Vaak ervoeren zij de overgang van gedwongen herendiensten naar ‘vrije loonarbeid’ als een achteruitgang. Na de suikercrisis van 1884 gingen de meeste inkomens achteruit. Tegelijk stegen de belastingen omdat de Javanen moesten meebetalen aan de imperialistische expansie en de bestuursuitbreiding.

Het aantal Europeanen steeg snel tussen 1870 en 1900. Toch beleven nieuwkomers zich aanpassen aan de Indische mengcultuur. Ze bleven Indische gewoontes overnemen en kinderen van gemengde afkomst krijgen.

Na 1900 kwam de mengcultuur in het gedrang doordat de stroom nieuwkomers bleef toenemen. Zij namen steeds vaker een Europese vrouw mee en gingen steeds vaker in Europa op verlof. Hierdoor raakte de koloniale elite meer op Europa gericht en werden relaties met inheemse vrouwen minder geaccepteerd. De Indo-Europeanen die uit die relaties voortkwamen, waren vaak het slachtoffer van discriminatie.

Tot de invoering van de Ethische Politiek was de positie van de inheemse burgers altijd laag geweest. De voogdijgedachte, die zei dat Nederland voor de inheemse bevolking moest zorgen, kreeg veel aanhang. Het belangrijkste doel van de Ethische Politiek was dan ook de welvaart en zelfstandigheid van de Indonesische bevolking te bevorderen.

De welvaart wilde ze door drie verschillende dingen verbeteren. Door irrigatie, dit moest hogere voedselproductie opleveren, emigratie, dit zou de overbevolking op Java tegengaan en in de Buitengewesten het gebrek aan arbeidskrachten oplossen, en educatie, dit zou de definitieve overwinning op de armoede mogelijk maken.

Meer zelfstandigheid zou bereikt kunnen worden door associatie. De inheemse elite moest kennis maken met de Nederlandse cultuur. Hierdoor zou een nieuwe cultuur ontstaan, waarbij de inheemse cultuur ingepast was in de Nederlandse. Op deze manier wilden ze de inheemse elite klaar maken voor zelfbestuur.



Maria Dermoût
Maria Dermoût werd op 15 juni 1888 geboren als Helena Anthonia Maria Elisabeth Ingerman op de suikerfabriek Tirto Pekalongan op Midden Java. Ruim een half jaar na haar geboorte stierf haar moeder. Haar vader hertrouwde 5 jaar later met een Duitse gouvernante, zij gaf Maria thuis les. Zij verhuisden in 1896 naar de suikerfabriek Redjosari op Midden Java. In 1900 had Maria voor enige tijd op een kostschool gezeten en nog in datzelfde jaar vertrok ze naar Nederland om daar haar schoolopleiding af te maken. In Nederland heeft ze 2 jaar de meisjes hbs gedaan en daarna 4 jaar het gymnasium. Ze raakte bevriend met haar buurjongen Aldert Brouwer waarmee ze de rest van haar leven een goede band mee zal hebben. In 1905 keerde ze weer terug naar Nederlands-Indië.

In 1906 ontmoette ze Isaac Dermoût tijdens een vakantie. Een jaar later trouwden ze, op 6 juni in 1907. Nog een jaar later kreeg ze haar eerste kind, een dochtertje genaamd Ettie. Het ging goed met de juridische carrière van haar man en hij werd landraad in 1910. De landraad was een rechtbank voor inlanders met een Nederlandse voorzitter. Van maart 1910 tot maart 1914 verbleven zij op Ambon. Op dit eiland werd in 1910 hun zoon Hans geboren. Isaac Dermoût had het heel druk met zijn werk en moest vaak op dienstreis. Tijdens deze eenzame jaren verdiepte Maria zich in de Molukse eilanden. Hiervan maakte zij aantekeningen die zij veertig jaar later zou gebruiken voor haar literaire werk.

Van 1914 tot 1915 had het gezin een jaar lang verlof in Nederland. In 1915 vertrok haar man al weer naar Indië. Hier ging het steeds beter met zijn carrière. Hij kreeg vele verschillende functies en werd ten slotte president van het Hooggerechtshof in Batavia. Intussen publiceerde Maria onder de naam C. Ingmarsen 'Kleine impressies' en 'Sprookjes vertellen.' In 1916 vertrok ze weer naar Indië waar ze vervolgens een aantal jaren als bibliothecaresse heeft gewerkt in de bibliotheek van Semarang die toentertijd meer dan tienduizend boeken in bezit had. In deze periode schreef ze veel verhalen die pas in de jaren 50 gepubliceerd zouden worden. In 1933 nam haar man ontslag wegens gezondheidsredenen en vertrokken ze weer naar Nederland.

Hun zoon studeerde in 1936 af als mijnbouwkundig ingenieur waarna hij eerst in Australië en daarna op Java en Celebes werkte. In 1945 stierf hij in een Japans gevangenkamp op Sumatra. Hij had twee kinderen, Lin en Jan, die de oorlog wel overleefden. Maria's dochter keerde al in 1936 terug uit Indië samen met haar man en zoontje. Later kregen ze nog een dochter die ze Maria noemden. Tijdens de slag om Arnhem in 1944 evacueerden Maria Dermoût met haar man, dochter en haar gezin naar Schaarsbergen. Ze waren toen veel foto's, manuscripten en Indische souvenirs kwijtgeraakt.

Pas in april 1951 bracht ze haar eerste boek uit, Nog pas gisteren. Hiervoor ontving ze in 1952 een prijs van de Jan Campertstichting. Isaac Dermoût stierf in dat jaar maar maakte nog wel net mee dat de roman van Maria in drukvorm verscheen en veel succes had.

Maria Dermoût stierf op 27 juni 1962.



Nog pas gisteren
Riek is de hoofdpersoon in het verhaal en zij is de dochter van Anna en Ab. Ze is van rijke komaf en woont samen met haar ouders en de bedienden in 'het grote huis' op Java. Haar vader is de baas van een suikerfabriek en is vaak weg om daar te werken. Haar moeder gaat vaak met hem mee waardoor ze zich eenzaam voelt. Ze is echter niet alleen, de bedienden zijn er ook nog. In het boek verliest Riek een aantal dierbaren.

In het verhaal bezoekt ze samen met haar moeder en Oerip, haar kindermeisje, 'de oude man.' Vlak na dit bezoek krijgen zij te horen dat hij gestorven is. Daarnaast verliest ze haar tante Nancy die in eerste instantie haar man had verlaten om bij de oom van Riek te kunnen zijn, maar uiteindelijk verlaat ze ook hem en ziet Riek haar nooit meer terug. Ook haar oom Fred vertrekt. Hij gaat naar Australië. Zijn bediende, Boeyoeng, komt bij de familie van Riek werken. Op een gegeven moment krijgen Anna, Ab, Riek en Boeyoeng te horen dat oom Fred daar verdronken is. Ondanks dit gegeven vertrekt Boeyoeng naar Sumatra om naar zijn oude meester, oom Fred, te zoeken. Hierdoor voelt Riek zich nog eenzamer. In het boek zegt zij dat oom Fred de enige is van wie zij ooit heeft gehouden.

Er wordt geen historische gebeurtenis beschreven in het verhaal. Het gaat vooral om de kleine dingen; alles wordt tot in detail beschreven. De schrijfster heeft hoogstwaarschijnlijk haar eigen ervaringen op Nederlands-Indië gebruikt om zulke gedetailleerde beschrijvingen te kunnen geven. Wat vaak terug komt in het verhaal zijn de bedienden. De verhouding tussen de bedienden en de welgestelde familie is op zich duidelijk weergegeven.

Het verbaasde mij dat de familie van Riek over zoveel verschillende bedienden beschikte. Zo hadden ze huisjongens, tuinjongens, een naaister, een binnenmeid, een lampenjongen, koks, een wasman, waterdragers, staljongens, een koeherder, wakers en een kindermeisje. Voor elke taak was er wel iemand.

Hier volgt een aantal voorbeelden waaruit men kan opmaken hoe toentertijd het leven van de bedienden bij een welgestelde familie eruit zag:
  §  In het verhaal wordt op een gegeven moment iets verteld over de lampenjongen en zijn vrouw. Zijn vrouw is de binnenmeid. Meteen daarachter staat er dat twee personen in één gezin die verdienden, niet passend was, dat was te veel. Mevrouw had dat nooit goed moeten vinden.
  §  Een ander mooi voorbeeld dat wordt beschreven in het verhaal van hoe er toen werd omgegaan met de bedienden is het volgende. Riek ging samen met haar moeder en haar kindermeisje Oerip 'de oude man' in de bergen bezoeken. Als lezer kom je er niet achter wat de relatie tussen de familie van Riek en deze oude man was. Ze gingen met 'de spoor', dat was heel bijzonder. Zo werd het reizen met de trein genoemd. Ondanks het feit dat ze met z'n drieën de reis maakten reisde Oerip derde klas en Riek en haar moeder eerste klas. Dat hoorde nou eenmaal zo.
  §  Na een paar uur gereisd te hebben met 'de spoor' stopten ze om over te stappen. Later in die middag kwamen zij in een grote plaats en overnachtten zij in een hotel. De volgende morgen stond er een postwagen te wachten. Op een gegeven moment stopte de wagen zodat iedereen uit kon rusten. De koetsier, de lopers, de mannen die de paarden gebracht hadden en ook Oerip stonden buiten bij een klein winkeltje koffie te drinken. Dan staat er het volgende: ''Daarna hurkten de mannen neer om te praten en strootjes te roken, maar Oerip klom weer in de wagen, zij zat tegenover Riek en mama op de kleine bank; als zij ging zitten, zei zij: 'Vergeving mevrouw.' Dat hoorde zo.'' (blz. 53 r. 8 - 12)
§  Op een gegeven moment kreeg Riek van haar moeder te horen dat haar tante Nancy haar man zou verlaten om met oom Fred te trouwen. Hiervoor moest ze echter eerst een jaar in Nederland verblijven. Nadat zij het te horen kreeg werd zij gelijk verplicht om er niet over te spreken. Vooral niet met de bedienden. Dat geeft ook weer een beeld over hoe er toentertijd met de bedienden werd omgegaan.





Bronnen:
Geschiedenis werkplaats: de koloniale relatie tussen Nederland(ers) en Nederlands-Indië.


woensdag 12 maart 2014

Literatuurgeschiedenis, de Gouden Eeuw

Multiculti: literatuur in de koloniën.


1. Er is een groot verschil tussen gedichten als die van Mauricius en het werk van Hogendorp en Haafner, dat om andere redenen werd geschreven. Leg uit. 
Mauricius schreef de gedichten om te vertellen wat Suriname allemaal aan hem te danken had, Hogendorp en Haafner schreven gedichten om felle kritiek te uiten op de Nederlandse kolonisatie.
2. Dirk van Hogendorps Kraspoekol, of de slavernij, een felle aanval op het koloniale systeem, werd in 1801 in de Haagse schouwburg opgevoerd. Daar veroorzaakte het zoveel weerstand, dat al na de eerste akte het spel moest worden gestaakt, wegens geschreeuw, gefluit en vechtpartijen in de zaal. Wat zou de reden geweest kunnen zijn voor de woede van het publiek? 
De toeschouwers in de zaal waren waarschijnlijk welvarend, anders konden ze geen kaartje betalen. Rijken waar het vaak juist eens met de expansie van Nederland en waren dan ook voorstander van het kolonialisme.
3. Lees de auteur pagina over Jacob Haafner en het bijbehorende tekstfragment in het terzijde. Wat is volgens Haafner het verschil tussen Aziaten en Europeanen? Zijn de Europeanen verlicht?
Er is volgens Haafner geen verschil tussen verschillende soorten mensen. Iedereen is vrij en gelijk, vond hij. Volgens hem was er dus ook geen reden voor de Europeanen om zich superieur te voelen of gedragen.


Kinderliteratuur.

1. Waarom waren de kindergedichten van Van Alphen zo succesvol? 
Zijn kindergedichten beschreven voor het eerst in Nederlandse kindertaal het leven van Nederlandse kinderen en Nederlandse problemen. Voor die tijd werden kinderteksten altijd vertaald uit andere talen, nu gingen ze eindelijk over voor de kinderen herkenbare situaties.
2. Leg uit waarom kinderliteratuur eigenlijk net zo leerzaam was voor ouders als voor kinderen.
Het leerde de ouders over de problemen van hun kinderen. Ook verwerkten sommige schrijvers hun mening over maatschappelijke zaken in hun kinderteksten.
3. Lees de tekstpagina De kleine Grandisson. De schrijfster wil met dit boek kinderen het goede voorbeeld geven. Leg aan de hand van Karels avontuur uit wat er zo goed of bijzonder is aan zijn gedrag. 
Karel is gehoorzaam maar vooral heel behulpzaam. Hij redt de majoor en zorgt voor hem. Hij verricht een heldendaad geleid door emoties en deugden. Je moet vooral je hart leren, niet per se je verstand vergroten. 


Sara Burgerhart: roman in brieven.

1. De briefroman wordt ook wel aangeduid als roman-nieuwe stijl. Wat is nieuw aan de briefroman?
In de briefroman draaide het om gedachten, psychologie en gevoelens van de personages, waar het bij avonturenromans nog draaide om anekdotes en avonturen.
2. Waarom zijn brieven zo geschikt om een verhaal te vertellen?
Brieven zijn overzichtelijk, makkelijk te begrijpen en het is eenvoudig om er de mening of gevoelens van de personages in te verwerken. De schrijver kan de verschillende personages over verschillende situaties of onderwerpen aan elkaar laten schrijven.
3. De les die Wolff en Deken hun lezeressen voorhouden zou je kunnen omschrijven als 'eerst denken, dan doen'. Lees de tekstpagina Sara Burgerhart. Wat had Sara moeten denken of doen? Wie vind je naïever, Sara of R.?
Ze had zich niet zo makkelijk door R. laten inpakken. Ze had eerst moeten nadenken wat ze wilde, of ze hem wilde, voordat ze met hem mee ging. Sara is naïever dan R. omdat zij hem blind vertrouwd voor hoe hij zich voordoet, zonder dat ze echt weet wie hij is.


Literatuur en revolutie.

1. Probeer te verklaren waarom tijdschriften belangrijk zijn voor het ontstaan van een publieke opinie. 
In de tijdschriften kon men optimaal gebruik maken van hun vrijheid van pers en meningsuiting. Men kon nu eindelijk hun mening over politiek en andere maatschappelijke zaken laten horen. Dit was een handige manier om een mening uit het volk naar voren te laten komen. Het volk kreeg dus een middel van meningsuiting. 
2. Janus is een beschermgod met twee gezichten die ieder een kant opkijken. Leg uit waarom het literair-politieke weekblad Janus (1787) voor deze titel gekozen zou kunnen hebben.
Het blad Janus had kritiek op beide politieke partijen; de orangisten en de patriotten. Aangezien de god Janus twee gezichten heeft en zich dus verdeeld over twee kanten maar ze wel allebei bekijkt, is dit een passende naam voor het tijdschrift. 
3. Ga naar de auteurspagina Jacobus Bellamy en klik op het terzijde ‘Jacobus Bellamy als patriottisch dichter’. Lees het fragment. Leg uit hoe Bellamy met dit gedicht over stadhouder Willem V bijdroeg aan de publieke opinie.  
Bellamy draagt met dit gedicht bij aan de publieke opinie omdat hij openlijk zijn kritische mening geeft over een zakelijk persoon. Hij uit dus vanuit het volk zijn mening horen over Willem V.

Vernieuwing op het toneel.

1. Waarom bloeit het toneelleven in de Noordelijke Nederlanden minder dan in de Zuidelijke Nederlanden?
De protestantse kerk had kritiek op toneel en perkte de vrijheid hiervan ook enorm in. Zo mochten er geen toneelstukken worden gespeeld op zondag en mochten ze niet gaan over politiek of geloof. De kleine vrijheid zorgde dus dat men minder interesse had voor toneel.
2. Waarom waren burgerlijke treurspelen modern?
Burgerlijke treurspelen waren modern omdat ze niet meer gingen over Bijbelse en klassieke helden maar over het leed van gewone burgers in moderne, verlichte tijden. 
3. Lees de auteurspagina over Pieter Langendijk en het terzijde over het Frans-classicisme. Waarom zou Langendijk voornamelijk over de liefde hebben geschreven?
Het paste bij de tijd waarin hij leefde.


Krinke Kesmes, een vroeg imaginair reisverhaal.

1. Leg uit waarom en hoe imaginaire reisverslagen in dienst stonden van de Verlichting.
De 'reisverhalen' gingen over landen, gebieden en volken die nog niemand had gevonden of die niet bestonden. Dit paste bij de vernieuwing die in de Verlichting werd gezocht. De auteurs konden door deze verhalen dromen over een beter, rechtvaardiger samenlevingen.
2. Waarom kozen verlichte schrijvers volgens jou voor een onbewoond eiland om iemand een nieuw bestaan te laten opbouwen?
Hier waren geen factoren van invloed behalve de persoon zelf. Ze konden zichzelf daar volledig ontwikkelen zonder dat er tegenslagen of obstakels aanwezig waren. Men kon leven hoe ze dat altijd al hadden gewild. 
3. Ga naar de tekstpagina Krinke Kesmes en lees het tekstfragment. De hoofdpersoon is volmaakt gelukkig met zijn eenzame, eenvoudige, zelf opgebouwde bestaan. Hij is vrij en blij. Ook dit is een manier om de lezer aan het denken te zetten. Probeer te verklaren waarom.

Op deze manier denkt de lezer hoe zijn/haar leven is opgebouwd en of ze niet gelukkiger zou leven als je afgesloten en alleen zou zijn. Als je zelf kunt beslissen hoe je leeft, maak je je eigen leven vanzelf beter en gelukkiger.

Auteur: Maria Dermoût
Gepubliceerd: 1951
Genre: biografie
Pagina's: 130 
Oorspronkelijke taal: Nederlands


Nog pas gisteren beschrijft het leven van een welgesteld Nederlands gezin in het Indië aan het begin van de 20ste eeuw. Het gaat over een jong meisje, Riek, dat samen met haar ouders en bedienden in ‘het grote huis’ op Java woont. Maria Dermoût, de schrijfster van het boek, gebruikt Riek om haar tijd in Nederlands-Indië te beschrijven. Veel mensen lezers van het boek daarom ook dat Riek Maria Dermoût moet voorstellen. In hoe verre is het inderdaad aannemelijk dat Riek eigenlijk Maria Dermoût zelf is?

Wat ten eerste een antwoord zou kunnen geven op deze vraag, is dat Maria en Riek allebei ongeveer dezelfde leeftijd hebben. De precieze leeftijd van Riek wordt niet precies vermeld, maar je kunt wel merken dat ze nog jong is. Hier zou je uit kunnen opmaken dat Maria en Riek dezelfde persoon zijn. Zelf is Maria Dermoût in 1888 geboren en heeft zij tot 1900 op Java gewoond. Daarna moest zij, op twaalf jarige leeftijd, voor vijf jaar terug naar Nederland, om daar naar het gymnasium te gaan. Later is zij weer teruggekeerd naar Indië. In het verhaal wordt indirect beschreven hoe Riek opgroeit van een klein meisje tot een jonge dame. Er worden soms opmerkingen gemaakt over haar evolutie. Zo wordt er een keer een opmerking gemaakt over de maat van haar jurk en zegt haar oom een keer tegen haar dat ze echt een dame begint te worden. Aan het einde van het boek wordt Riek naar Nederland gestuurd, om hier een opleiding te gaan volgen. Het is niet duidelijk hoe oud ze dan precies is, maar het zou zeer goed kunnen dat Riek, net als Maria, op dat moment ongeveer twaalf jaar oud was. Wat dit betreft zou het dus kunnen dan Riek eigenlijk Maria zelf is.

Ten tweede zijn er veel andere gelijkenissen tussen de twee meisjes. Zo hebben ze bijvoorbeeld allebei een vader die een belangrijke baan heeft bij een suikerfabriek. Daardoor missen ze allebei de aandacht van hun vader en is de band tussen hun ook slecht. Zo wordt er in het boek gezegd: ‘Riek hield wel van hen, eigenlijk niet veel. Zij waren altijd te zamen en zij hoorde er niet zo bij. Maar als papa weg was naar de riettuinen of naar de fabriek, dan was mama alleen en voor haar.’ Ze was dus veel met haar bedienden. Zo is Riek, wanneer haar moeder met haar vader mee is naar de fabriek, altijd met haar kindermeisje, Oerip, en de kokkin. Het zou best logisch zijn als Maria zelf ook vaak met haar kindermeisje en de andere bedienden was. Haar vader was vaak weg naar de fabriek en haar moeder was overleden.

Wat echter een groot verschil tussen Maria en Riek is, is dat de moeder van Maria enkele maanden na haar geboorten overleden is aan bloedvergiftiging en haar moeder dus nooit gekend heeft, terwijl Riek juist een redelijk hechte band heeft met haar moeder, Anna. Riek maakt bijvoorbeeld korte reizen met haar moeder. Echter is het niet helemaal duidelijk of Anna de biologische moeder van Riek is. Het zou namelijk zo kunnen zijn dat haar vader opnieuw is getrouwd en dat zij haar ziet als haar eigen moeder.

Uit dit alles valt op te maken dat de kans zeer groot is dat Riek eigenlijk Maria zelf is. Het verhaal beschrijft een aantal jaren uit het leven van een jong meisje dat uit een welgesteld gezin komt en in Nederlands-Indië opgroeit. Zelf is Maria op Java geboren en is zij hier tot haar twaalfde levensjaar gebleven. Ook zijn sommige relaties hetzelfde, zoals de band met haar vader. Echter is een groot verschil dat Maria’s moeder is overleden enkele maanden na Maria’s geboorten en Riek wel een moeder heeft.

Korte inhoud van het boek.
Nog pas gisteren gaat over een jong meisje, Riek, dat samen met haar ouders en bedienden in ‘het grote huis’ op Java woont. Haar vader heeft een hoge functie in een suikerfabriek en is daarom vaak weg, samen met haar moeder. Gebeurtenissen uit het leven van Riek worden gedetailleerd verteld en beschreven.

Historische achtergrond.

In het boek wordt niet duidelijk aangegeven wanneer het verhaal zich plaatsvindt, maar ik denk dat het rond 1900 geweest zal zijn. Wat in het boek centraal staat is het leven als Nederlanders in Nederlands-Indië. Zo komen de relaties tussen de rijke Nederlanders en hun bedienden heel duidelijk naar voren en geeft het een goed beeld van hoe de verhoudingen in die tijd waren.